Snart in het nederlands

smøre in het nederlands - afgeven, verspreiden, verbreiden, smet, moet, ontvouwen, uitspreiden, ...
snakke in het nederlands - kout, gebabbel, praten, gepraat, snappen, keuvelen, babbelen, ...
snavset in het nederlands - morsig, lelijk, vervelend, snood, onrein, besmet, kwaad, ...
sne in het nederlands - sneeuw, sneeuwen, de sneeuw, snow

Willekeurige woorden

gebaar

gebabbel

goedkeuren in het engels

nul in het engels

ongeletterd in het engels

praktijk in het engels

razen in het engels

resistent in het engels

voortrekker in het engels

Snart in het nederlands - Woordenboek: deens » nederlands
Vertalingen: haast, thans, binnenkort, weldra, gauw, dra, alras, spoedig, tegenwoordig, welhaast, vlug, vroeg