Aufgabe in het nederlands

Vertaling: aufgabe, Woordenboek: duits » nederlands

Brontaal:
duits
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
toegeving, capituleren, verlatenheid, projecteren, werkkring, gebruik, blauwdruk, vak, beoefenen, handwerk, werk, werken, doel, arbeid, plan, delegatie, taak, opgave, opdracht, taken, task
Aufgabe in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • auffüllend in het nederlands - bijvullen, het bijvullen, bijvullen van, bijgevuld
  • auffüllung in het nederlands - aanvulling, aanvullen, replenishment, bijvullen, bevoorrading
  • aufgaben in het nederlands - taken, opdrachten, de taken, taken te, taak
  • aufgabenabhängig in het nederlands - Afhankelijk van de taak, volgens de opdracht die
Willekeurige woorden
Aufgabe in het nederlands - Woordenboek: duits » nederlands
Vertalingen: toegeving, capituleren, verlatenheid, projecteren, werkkring, gebruik, blauwdruk, vak, beoefenen, handwerk, werk, werken, doel, arbeid, plan, delegatie, taak, opgave, opdracht, taken, task