Ausreise in het nederlands
Vertaling: ausreise, Woordenboek: duits » nederlands
Brontaal:
duits
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
afrit, uittocht, vertrek, afvaart, verlaten, het verlaten, het verlaten van, verlaten van, verlaat
Vertalingen
- ausreichen in het nederlands - uitbrengen, volstaan, uitrichten, bescheid, voldoen, antwoorden, maken, ...
- ausreichend in het nederlands - tamelijk, nogal, adequaat, genoeg, vrij, basta, voldoende, ...
- ausreißen in het nederlands - afgrendelen, grendelen, bliksem, scheuren, scheur, verscheuren, traan, ...
- ausreißer in het nederlands - vluchteling, kortstondig, ren weg, Runaway, weggelopen, hol geslagen, op hol geslagen
Willekeurige woorden
Ausreise in het nederlands - Woordenboek: duits » nederlands
Vertalingen: afrit, uittocht, vertrek, afvaart, verlaten, het verlaten, het verlaten van, verlaten van, verlaat
Vertalingen: afrit, uittocht, vertrek, afvaart, verlaten, het verlaten, het verlaten van, verlaten van, verlaat