Besitzen in het nederlands

Vertaling: besitzen, Woordenboek: duits » nederlands

Brontaal:
duits
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
aannemen, eigen, moeten, aanvaarden, opvangen, hebben, ontvangen, zullen, behoren, toucheren, opnemen, dienen, accepteren, krijgen, recipiëren, bezitten, moet, zijn, heeft
Besitzen in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • besitzanzeigend in het nederlands - bezittelijk, bezittelijk voornaamwoord, bezittelijke, bezitterig, bezitterige
  • besitze in het nederlands - eigen, zelf, een eigen, de eigen
  • besitzend in het nederlands - Het bezitten, Het bezitten van, Bezitten, Het bezit van, bezit van
  • besitzer in het nederlands - eigenaar, houder, schede, foedraal, bezitter, de eigenaar, verhuurder, ...
Willekeurige woorden
Besitzen in het nederlands - Woordenboek: duits » nederlands
Vertalingen: aannemen, eigen, moeten, aanvaarden, opvangen, hebben, ontvangen, zullen, behoren, toucheren, opnemen, dienen, accepteren, krijgen, recipiëren, bezitten, moet, zijn, heeft