Chef in het nederlands - Vertaling / Woordenboek duits

Vertaling: chef, Woordenboek: duits » nederlands

Brontaal:

duits

Doeltaal:

nederlands

Vertalingen:

rubriek, hoofd, heer, baas, aanvoerder, werkgever, leiden, meester, krop, titel, geleiden, directeur, graad, hoofd-, opperhoofd, geest, leider, hoofdman, chief

Verwante woorden

aanvoerder in het duits

werkgever in het duits

geleiden in het duits

directeur in het duits

graad in het duits

hoofd- in het duits

opperhoofd in het duits

geest in het duits

Vertalingen

chefbeleuchter in het nederlands - chef, kok, chef kok
chefkoch in het nederlands - chefkok, chef, kok, chef kok

Willekeurige woorden

dictator in het engels

kleed in het engels

rendement in het engels

verdelen in het engels

Chef in het nederlands - Woordenboek: duits » nederlands
Vertalingen: rubriek, hoofd, heer, baas, aanvoerder, werkgever, leiden, meester, krop, titel, geleiden, directeur, graad, hoofd-, opperhoofd, geest, leider, hoofdman, chief