Feiertag in het nederlands

Vertaling: feiertag, Woordenboek: duits » nederlands

Brontaal:
duits
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
vakantiedag, rustdag, snipperdag, vakantie, feestdag, feestdagen, feestdag is, officiële feestdag, wettelijke feestdag
Feiertag in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • feiernder in het nederlands - vieren, het vieren, het vieren van, viert, vieren van
  • feiert in het nederlands - viert, viert het, viert de, Celebrates
  • feiertage in het nederlands - vakantie, vakanties, Holidays, feestdagen, verblijf
  • feierte in het nederlands - vermaard, beroemd, gevierde, beroemde, gevierd
Willekeurige woorden
Feiertag in het nederlands - Woordenboek: duits » nederlands
Vertalingen: vakantiedag, rustdag, snipperdag, vakantie, feestdag, feestdagen, feestdag is, officiële feestdag, wettelijke feestdag