Gips in het nederlands
Vertaling: gips, Woordenboek: duits » nederlands
Brontaal:
duits
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
kalken, pleister, aanstrijken, gips, gipsplaten, van gips, gips-, gipsplaat
Vertalingen
- gipfelt in het nederlands - culmineert, bereikt zijn hoogtepunt
- gipfelte in het nederlands - culmineerde, culmineerden, mondde, mondde uit, hoogtepunt
- gipsartig in het nederlands - gips, pleister, pleisterwerk, gipsen, stucwerk
- gipser in het nederlands - stukadoor, Plasterer, stukadoor van, stucadoor, De Stukadoor van
Willekeurige woorden
Gips in het nederlands - Woordenboek: duits » nederlands
Vertalingen: kalken, pleister, aanstrijken, gips, gipsplaten, van gips, gips-, gipsplaat
Vertalingen: kalken, pleister, aanstrijken, gips, gipsplaten, van gips, gips-, gipsplaat