Stoß in het nederlands

Vertaling: stoß, Woordenboek: duits » nederlands

Brontaal:
duits
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
liefkozen, bult, gordel, riem, klap, tas, aaien, schuiven, slag, menigte, beïnvloeden, bochel, beletsel, kwetsen, werkstaking, opschudden, schok, schokken, shock, schok te, schokken te
Stoß in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • büchse in het nederlands - roer, zitvlak, doos, kleding, inblikken, achterste, kont, ...
  • gegrölt in het nederlands - bawled, brulde, schreeuwde, foeterde, uitgekafferd
  • gesittet in het nederlands - fatsoenlijk, betamelijk, bedeesd, behoorlijk, keurig, voegzaam, beschaafd, ...
  • haste in het nederlands - haast, haasten, haastig, de haast, spoed
Willekeurige woorden
Stoß in het nederlands - Woordenboek: duits » nederlands
Vertalingen: liefkozen, bult, gordel, riem, klap, tas, aaien, schuiven, slag, menigte, beïnvloeden, bochel, beletsel, kwetsen, werkstaking, opschudden, schok, schokken, shock, schok te, schokken te