Zusammenbauen in het nederlands
Vertaling: zusammenbauen, Woordenboek: duits » nederlands
Brontaal:
duits
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
zetten, snede, assembleren, bonk, onderdeel, schijf, poos, gedeelte, tijd, verzamelen, stuk, bijeenkomen, samenkomen, brok, fragment, deel, monteren, te assembleren
Verwante woorden
Vertalingen
- detektiv in het nederlands - detective, rechercheur, detective van, de Detective
- exporteur in het nederlands - uitvoerder, exporteurs, Uitvoeren, het Uitvoeren
- fehlleitung in het nederlands - miskraam, abortus, misleiding, misdirection, verkeerde instructie, verkeerd gebruik, verkeerde gebruik
- geritten in het nederlands - bereden, geteisterde, gereden, onder het zadel, deficitaire
Willekeurige woorden
Zusammenbauen in het nederlands - Woordenboek: duits » nederlands
Vertalingen: zetten, snede, assembleren, bonk, onderdeel, schijf, poos, gedeelte, tijd, verzamelen, stuk, bijeenkomen, samenkomen, brok, fragment, deel, monteren, te assembleren
Vertalingen: zetten, snede, assembleren, bonk, onderdeel, schijf, poos, gedeelte, tijd, verzamelen, stuk, bijeenkomen, samenkomen, brok, fragment, deel, monteren, te assembleren