Season in het nederlands
Vertaling: season, Woordenboek: engels » nederlands
Brontaal:
engels
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
monteren, seizoen, afstemmen, aanbrengen, adapteren, aanpassen, jaargetijde, kruiden
Verwante woorden
Vertalingen
- braid in het nederlands - vlechten
- curls in het nederlands - krullen, krult, krulletjes
Willekeurige woorden
Season in het nederlands - Woordenboek: engels » nederlands
Vertalingen: monteren, seizoen, afstemmen, aanbrengen, adapteren, aanpassen, jaargetijde, kruiden
Vertalingen: monteren, seizoen, afstemmen, aanbrengen, adapteren, aanpassen, jaargetijde, kruiden