Adressent in het nederlands

adressant in het nederlands - adressering, aanpakken, Het aanpakken, Het aanpakken van, aanpakken van
adresse in het nederlands - tocht, sluw, vak, acquisitie, bedrevenheid, adviseren, listig, ...
adresser in het nederlands - afzenden, richten, toespraak, opzenden, expediëren, dirigeren, rede, ...
adressez in het nederlands - adresseren, rede, speech, toespraak, adres, redevoering, oratie, ...

Willekeurige woorden

beroerd

beroering

aangrenzend in het engels

kruid in het engels

sjah in het engels

Adressent in het nederlands - Woordenboek: frans » nederlands
Vertalingen: speech, toespraak, oratie, adresseren, adres, spreken, rede, redevoering, mailadres, het adres