Causer in het nederlands

Vertaling: causer, Woordenboek: frans » nederlands

Brontaal:
frans
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
conversatie, oprichten, aanleggen, rechtsgeding, uittarten, aanleiding, aanrichten, uitslag, creëren, voordracht, doen, prikkelen, opleiden, gekeuvel, uitrichten, beuren, oorzaak, reden, zaak, veroorzaken, want
Causer in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • cause in het nederlands - welput, auteur, koopmanschap, aangelegenheid, oog, beleggen, nering, ...
  • causent in het nederlands - aanrichten, stichten, teweegbrengen, aandoen, veldtocht, campagne, proces, ...
  • causerie in het nederlands - tweegesprek, babbelen, conversatie, voordracht, opbellen, praten, interviewen, ...
  • causeur in het nederlands - gebieder, baas, chef, aanvoerder, praatziek, interessante gesprekspartner, meester om te praten, ...
Willekeurige woorden
Causer in het nederlands - Woordenboek: frans » nederlands
Vertalingen: conversatie, oprichten, aanleggen, rechtsgeding, uittarten, aanleiding, aanrichten, uitslag, creëren, voordracht, doen, prikkelen, opleiden, gekeuvel, uitrichten, beuren, oorzaak, reden, zaak, veroorzaken, want