Débiter in het nederlands

Vertaling: débiter, Woordenboek: frans » nederlands

Brontaal:
frans
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
afzonderen, verdelen, voordragen, bijdrage, kloven, splijten, afgezonderd, aandeel, splitsen, doorklieven, scheiden, praten, afbreken, opsplitsen, zeggen, afwateringsgebied, debet, debit, betaalkaart, automatische incasso, debitering
Débiter in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • débite in het nederlands - afschrijvingen, domiciliëringen, debet, afboekingen
  • débitent in het nederlands - debet, debetzijde, debit, betaalkaart, automatische incasso, debitering
  • débiteur in het nederlands - schuldenaar, debiteur, de schuldenaar, debiteuren
  • débitez in het nederlands - debet, debetzijde, in rekening brengen, in rekening te, LASTE VAN, last opzetten Om, rekening brengen
Willekeurige woorden
Débiter in het nederlands - Woordenboek: frans » nederlands
Vertalingen: afzonderen, verdelen, voordragen, bijdrage, kloven, splijten, afgezonderd, aandeel, splitsen, doorklieven, scheiden, praten, afbreken, opsplitsen, zeggen, afwateringsgebied, debet, debit, betaalkaart, automatische incasso, debitering