Démissionner in het nederlands

démise in het nederlands - ontwrichte, ontwricht, ontwrichtte, de kom, uit de kom
démission in het nederlands - aftreden, berusting, uittreden, ophouden, gelatenheid, bedanken, ontslag, ...
démit in het nederlands - afgetreden, ontslag, ontslag genomen, aftrad, teruggetreden
démobilisation in het nederlands - demobilisatie, demobilisering, demobilisatie-, de demobilisatie, voor demobilisatie

Willekeurige woorden

alleenhandel

negeren

confidentie in het engels

melodramatisch in het engels

overleg in het engels

trilling in het engels

weinig in het engels

Démissionner in het nederlands - Woordenboek: frans » nederlands
Vertalingen: uitvallen, ophouden, uittreden, neerleggen, aftreden, opgeven, afstaan, bedanken, ontslag nemen, ontslag, treden