Dévêtir in het nederlands
Vertaling: dévêtir, Woordenboek: frans » nederlands
Brontaal:
frans
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
strip, ontdoen, duster, strook, band, schillen, negligé, stropen, ochtendjas, windsel, reep, peignoir, streep, wapenbalk, uitkleden, undress, ontkleedt, ontkleding, zich uitkleden
Verwante woorden
Vertalingen
- dévoyé in het nederlands - nalatig, nonchalant, misdadiger, onachtzaam, schurk, schelm, rogue, ...
- dévoyée in het nederlands - misleid, misplaatst, misleide, misplaatste, verkeerde
- dézinguer in het nederlands - ombrengen, doden, slachten, doodmaken, klop, kloppen, aankloppen, ...
- déçoit in het nederlands - teleurstelt, teleur, valt tegen, tegenvalt
Willekeurige woorden
Dévêtir in het nederlands - Woordenboek: frans » nederlands
Vertalingen: strip, ontdoen, duster, strook, band, schillen, negligé, stropen, ochtendjas, windsel, reep, peignoir, streep, wapenbalk, uitkleden, undress, ontkleedt, ontkleding, zich uitkleden
Vertalingen: strip, ontdoen, duster, strook, band, schillen, negligé, stropen, ochtendjas, windsel, reep, peignoir, streep, wapenbalk, uitkleden, undress, ontkleedt, ontkleding, zich uitkleden