Fête in het nederlands
Vertaling: fête, Woordenboek: frans » nederlands
Brontaal:
frans
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
ceremonieel, rustdag, fuif, gelag, vakantie, aanhang, gevolg, gejubel, stem, festiviteit, smulpartij, festijn, ceremonie, naamdag, partij, viering, feest, de viering, vieren, viering van
Verwante woorden
Vertalingen
- fêlé in het nederlands - gebarsten, gekraakt, gekraakte, gescheurd, gebroken
- fêtard in het nederlands - harken, uitkammen, helling, opharken, aanharken, zwelger, pretmaker, ...
- fêter in het nederlands - bewaren, bespreken, toestemmen, aanvragen, behouden, verdragen, onderhouden, ...
- fût in het nederlands - straal, stengel, uitrusting, mijnschacht, ton, halm, stam, ...
Willekeurige woorden
Fête in het nederlands - Woordenboek: frans » nederlands
Vertalingen: ceremonieel, rustdag, fuif, gelag, vakantie, aanhang, gevolg, gejubel, stem, festiviteit, smulpartij, festijn, ceremonie, naamdag, partij, viering, feest, de viering, vieren, viering van
Vertalingen: ceremonieel, rustdag, fuif, gelag, vakantie, aanhang, gevolg, gejubel, stem, festiviteit, smulpartij, festijn, ceremonie, naamdag, partij, viering, feest, de viering, vieren, viering van