Inflexion in het nederlands

inflexibilité in het nederlands - onbuigzaamheid, onbuigbaarheid, inflexibiliteit, starheid, gebrek aan flexibiliteit
inflexible in het nederlands - onbuigzaam, onbuigbaar, onverzettelijk, inflexibel, inflexibele
infliger in het nederlands - forceren, opdringen, toebrengen, berokkenen, toe te brengen, aandoen, opleggen
influa in het nederlands - had, hadden, moest, gehad, moesten

Willekeurige woorden

botanisch

opslokken

beteugelen in het engels

geluid in het engels

gilde in het engels

rotsblok in het engels

tijdelijk in het engels

Inflexion in het nederlands - Woordenboek: frans » nederlands
Vertalingen: krombuigen, ombuigen, bukken, doorbuigen, verbuigen, bocht, buigen, krommen, curve, kromme, verbuiging, buiging, flexie, inflectie, buigpunt