Traîner in het nederlands

Vertaling: traîner, Woordenboek: frans » nederlands

Brontaal:
frans
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
waren, trekken, brood, slepen, rondtrekken, greep, ronddwalen, vangst, toelachen, kruipen, dolen, rondreizen, bekoren, beschrijven, dwalen, houvast, drag, sleep, belemmering, sleept
Traîner in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • arguez in het nederlands - krakelen, twisten, argumenteren, disputeren, redetwisten, Arguez
  • dissimulai in het nederlands - verborg, hid, verborgen, verstopte, verstopt
  • divulguées in het nederlands - bekendgemaakt, openbaar gemaakt, onthuld, bekend, openbaar
  • jonquilles in het nederlands - narcissen, Gele narcissen, Daffodils, Gele narcissen van, de Gele narcissen
Willekeurige woorden
Traîner in het nederlands - Woordenboek: frans » nederlands
Vertalingen: waren, trekken, brood, slepen, rondtrekken, greep, ronddwalen, vangst, toelachen, kruipen, dolen, rondreizen, bekoren, beschrijven, dwalen, houvast, drag, sleep, belemmering, sleept