Τι in het nederlands
Vertaling: τι, Woordenboek: grieks » nederlands
Brontaal:
grieks
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
welk, dat, wat, hetgeen, welke, hoe, waar, wat er
Vertalingen
- της in het nederlands - zijn, haar, hun, van, van de, van het, over
- της] in het nederlands - bezitten, eigen, van, van de, van het, over
- τιθασεύω in het nederlands - africhten, dresseren, temmen, verzachten, te verzachten, zacht, zachter, ...
- τικ in het nederlands - teek, teakhout, teak, teakhouten, teakhout in, teakhout op
Willekeurige woorden
Τι in het nederlands - Woordenboek: grieks » nederlands
Vertalingen: welk, dat, wat, hetgeen, welke, hoe, waar, wat er
Vertalingen: welk, dat, wat, hetgeen, welke, hoe, waar, wat er