Hátíð in het nederlands
Vertaling: hátíð, Woordenboek: ijslands » nederlands
Brontaal:
ijslands
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
vakantiedag, snipperdag, vakantie, rustdag, viering, feest, de viering, vieren, viering van
Verwante woorden
Vertalingen
- hátta in het nederlands - aanrichten, gaan, ga, naar, te gaan, gaat
- háttur in het nederlands - trant, usance, wijze, modus, manier, wijs, gebruik, ...
- hávaði in het nederlands - lawaai, herrie, rumoer, ophef, leven, ruis, geluid, ...
- hávær in het nederlands - rumoerig, lawaaierig, luidruchtig, gehorig, luidruchtige
Willekeurige woorden
Hátíð in het nederlands - Woordenboek: ijslands » nederlands
Vertalingen: vakantiedag, snipperdag, vakantie, rustdag, viering, feest, de viering, vieren, viering van
Vertalingen: vakantiedag, snipperdag, vakantie, rustdag, viering, feest, de viering, vieren, viering van