Pljačka in het nederlands

pliće in het nederlands - troep, school, ondieper, ondiepere, oppervlakkiger, diep, minder diep
pliš in het nederlands - pluche, pluchen, zachte, luxueus, luxe
pljačkanje in het nederlands - buit, plundering, plunderingen, plunderen, roof, het plunderen
pljačkati in het nederlands - stukmaken, buitmaken, roven, prooi, bederven, plunderen, beschadigen, ...

Willekeurige woorden

dwarrelen

jongere

arrogant in het engels

compileren in het engels

mica in het engels

present in het engels

vertrouwelijk in het engels

Pljačka in het nederlands - Woordenboek: kroatisch » nederlands
Vertalingen: roven, prooi, plunderen, vangst, buit, stropen, roof, buitmaken, beroving, diefstal, overval, overvallen