Boss in het nederlands

Vertaling: boss, Woordenboek: lets » nederlands

Brontaal:
lets
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
hoofd-, chef, opperhoofd, hoofd, aanvoerder, patroon, meester, voornaamste, kapitaal, baas, gebieder, heer, werkgever, baas te
Boss in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • bojājums in het nederlands - tekortkoming, blessure, kwetsen, verwonding, benadelen, beschadiging, euvel, ...
  • bors in het nederlands - borium, boor, boron, van boor
  • botānika in het nederlands - botanie, plantkunde, installatie, de plantkunde, botanica
  • branga in het nederlands - ribbe, nerf, ribbel, rib, boordsteek, ribben, boordst
Willekeurige woorden
Boss in het nederlands - Woordenboek: lets » nederlands
Vertalingen: hoofd-, chef, opperhoofd, hoofd, aanvoerder, patroon, meester, voornaamste, kapitaal, baas, gebieder, heer, werkgever, baas te