Domatorski in het nederlands

domagać in het nederlands - rekenen, behoefte, beweren, eisen, vraag, behoeven, schuldvordering, ...
domator in het nederlands - huis-, gedomesticeerde, tamme, geacclimatiseerde, geacclimatiseerd
domatorstwo in het nederlands - huishouden, tehuis, huiswaarts, logies, kwartier, gezin, thuis, ...
domek in het nederlands - huis, hut, gezin, theater, familie, huisje, huishouden, ...

Willekeurige woorden

kabbelen

kabel

bewaring in het engels

economisch in het engels

inblikken in het engels

nerveus in het engels

omleiding in het engels

zuigeling in het engels

Domatorski in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: gezin, huishouding, kwartier, thuis, tehuis, huishouden, huiswaarts, logies, woning, onderkomen, huismus-, thuiswerk