Liczyć in het nederlands
Vertaling: liczyć, Woordenboek: pools » nederlands
Brontaal:
pools
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
aannemen, afhangen, ding, vermoeden, wrok, graaf, rekenen, spul, getal, item, cijfer, overwegen, meten, zelfstandigheid, haatdragendheid, wraakgierigheid, tellen, optellen, tel, mee
Verwante woorden
Vertalingen
- liczydło in het nederlands - telraam, toonbank, abacus, tel raam, het telraam
- lider in het nederlands - chef, baas, gebieder, aanvoerder, leider, marktleider, toonaangevend, ...
- liga in het nederlands - bond, deling, legerafdeling, divisie, verdeling, verbond, liga, ...
Willekeurige woorden
Liczyć in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: aannemen, afhangen, ding, vermoeden, wrok, graaf, rekenen, spul, getal, item, cijfer, overwegen, meten, zelfstandigheid, haatdragendheid, wraakgierigheid, tellen, optellen, tel, mee
Vertalingen: aannemen, afhangen, ding, vermoeden, wrok, graaf, rekenen, spul, getal, item, cijfer, overwegen, meten, zelfstandigheid, haatdragendheid, wraakgierigheid, tellen, optellen, tel, mee