Namazać in het nederlands

namawianie in het nederlands - aansporing, prikkel, aanzetten, het aanzetten, aanzetting, uitlokking
namawiać in het nederlands - dirigeren, mennen, besturen, leiden, geleiden, bevorderen, voeren, ...
namaścić in het nederlands - sauzen, doorsmeren, besmeren, smeren, zalven, te zalven, zalf, ...
namiar in het nederlands - overvloed, lager, lagers, bearings, kogellagers, de lagers

Willekeurige woorden

erfelijk

wegsmelten

duivels in het engels

invalide in het engels

oordeel in het engels

Namazać in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: mop, besmeren, klak, smet, vlek, sauzen, smeren, moet, plek, bekladden, pleisterwerk, daub, bekladt