Nasmarować in het nederlands

naskórka in het nederlands - opperhuid, epidermis, de epidermis, de opperhuid
naskórkowy in het nederlands - epidermale, epidermis, epidermaal, de epidermale, opperhuid
nasmażyć in het nederlands - zoetigheid, snoep, suikergoed, candy, snoepje, snoepjes
nasmołować in het nederlands - teren, teer, zeeman, tar, teer-, teergehalte, asfalt

Willekeurige woorden

eenvoudig

ideologie

naaister in het engels

soldeersel in het engels

Nasmarować in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: smeer, smet, klad, invetten, smeren, vet, mop, plek, moet, klak, vlek, vetten, smeervet, vetvrij