Obrastać in het nederlands

obramować in het nederlands - boord, wal, rand, waterkant, walkant, zoom, kant, ...
obramowywać in het nederlands - omcirkelen, omsingelen, omringen, omsluiten, te omcirkelen
obraz in het nederlands - formeren, toneel, panorama, cijfer, vergezicht, tableau, kijk, ...
obraza in het nederlands - huisdier, achterklap, krenken, aanstoot, blessure, afbreuk, wraakzucht, ...

Willekeurige woorden

draaierij

dwepend

algemeen in het engels

flat in het engels

kleven in het engels

knoflook in het engels

Obrastać in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: oever, rand, boord, landsgrens, kust, waterkant, kant, wal, zoom, grens, walkant, band, omringen, omgeven, surround