Przedzierać in het nederlands

przedziałek in het nederlands - scheiding, afscheid, scheiden, het afscheid, afsteken
przedzielać in het nederlands - afzonderen, afwateringsgebied, verdelen, scheiden, afbreken, splitsen, scheuren, ...
przedziurawianie in het nederlands - schelklinkend, scherp, schril, snerpend, snibbig, schel, bits, ...
przedziurawiać in het nederlands - broche, aanboren, stompen, doorboren, prikken, Pierce, doordring, ...

Willekeurige woorden

opvolgster

pruik

ontbinding in het engels

roeren in het engels

ruil in het engels

schaduw in het engels

Przedzierać in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: traan, binnendringen, doorscheuren, doorstoten, rijten, vaneenscheuren, scheuren, doordringen, scheur, waden, Wade, waad, waadt, van Wade