Przegrywać in het nederlands

przegrupowywać in het nederlands - hergroeperen, te hergroeperen, groeperen, zich te hergroeperen, te groeperen
przegrywanie in het nederlands - verliezen, het verliezen, verliezende, verliest, het verliezen van
przegryzka in het nederlands - elevenses
przegrzać in het nederlands - oververhitten, oververhit raken, oververhit, oververhitting, oververhit raakt

Willekeurige woorden

consequent

grenzeloos

ontslag in het engels

soppen in het engels

tram in het engels

wervelkolom in het engels

wetenschapper in het engels

zoom in het engels

Przegrywać in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: rul, loslaten, afhelpen, verbeuren, verspelen, bevrijden, opgeven, verliezen, kwijtraken, mul, verlossen, te verliezen, verliest, verlies