Służąca in het nederlands

dwójnasób in het nederlands - duplex, tweevoudig, duplicaat, dubbel, tweeledig, dubbel zo, dubbelgebonden, ...
grabież in het nederlands - bederven, ontslag, royeren, stukmaken, toetakelen, schenden, ontslaan, ...
mimochodem in het nederlands - trouwens, door de manier, door de manier waarop, overigens, door de weg
odlewnik in het nederlands - gieter, strooier, caster, zwenkwiel, gietmachine

Willekeurige woorden

boosaardig

dokken

voorzegger in het engels

zadel in het engels

Służąca in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: bediende, dienstmeisje, eigen, meid, vertrouwd, dienares, binnenlands, huiselijk, tam, inheems, inlands, portie, dienen, serveert, serveren, dienst