Wiązać in het nederlands

Vertaling: wiązać, Woordenboek: pools » nederlands

Brontaal:
pools
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
das, vorderen, aaneenschakelen, verbinden, bemachtigen, combineren, trust, knopen, binden, stropdas, aansluiten, aanbinden, bundelen, debiteren, monteren, inbinden, tie, gelijkspel, band
Wiązać in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • burleska in het nederlands - klucht, komisch, burleske, burlesk, burlesque
  • kanadyjka in het nederlands - kano, plezierboot, kanoën, kanovaren, canoeing, te kanoën
  • księgować in het nederlands - boeken, boek, script, bestellen, aanvragen, scenario, reserveren, ...
  • napompować in het nederlands - opblazen, blazen, te blazen, blaas, blow up
Willekeurige woorden
Wiązać in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: das, vorderen, aaneenschakelen, verbinden, bemachtigen, combineren, trust, knopen, binden, stropdas, aansluiten, aanbinden, bundelen, debiteren, monteren, inbinden, tie, gelijkspel, band