Zwiększać in het nederlands
Vertaling: zwiększać, Woordenboek: pools » nederlands
Brontaal:
pools
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
groei, vermeerderen, omhoog, versterken, op, bevorderen, toenemen, aangroeien, verheffen, uitbreiden, opwaarts, wassen, verhoging, ophogen, opdrijven, vergroten, verhogen, te verhogen, te vergroten
Verwante woorden
Vertalingen
- komunikować in het nederlands - opperen, berichten, spreekbeurt, spreken, aandienen, voortzeggen, mededelen, ...
- mamrotanie in het nederlands - mompelen, morren, mummelen, brommen, gemompel, mutter, mopperen, ...
- niestateczny in het nederlands - wankel, instabiel, onstabiele, instabiele, onstabiel
- niewspółmierny in het nederlands - onevenredig, onevenredige, buitensporige, onevenredig is, onevenredig zijn
Willekeurige woorden
Zwiększać in het nederlands - Woordenboek: pools » nederlands
Vertalingen: groei, vermeerderen, omhoog, versterken, op, bevorderen, toenemen, aangroeien, verheffen, uitbreiden, opwaarts, wassen, verhoging, ophogen, opdrijven, vergroten, verhogen, te verhogen, te vergroten
Vertalingen: groei, vermeerderen, omhoog, versterken, op, bevorderen, toenemen, aangroeien, verheffen, uitbreiden, opwaarts, wassen, verhoging, ophogen, opdrijven, vergroten, verhogen, te verhogen, te vergroten