Passageiro in het nederlands

pasmar in het nederlands - verbazen, te verbazen, verbaas, verrassen, verwonderen
passado in het nederlands - eenmaal, om, vorig, verleden, eens, voorgaand, wanneer, ...
passagem in het nederlands - aanreiken, rijstrook, overloop, samenkomen, innen, omkomen, bon, ...
passaporte in het nederlands - om, verleden, vorig, tot, voor, voorbij, aan, ...

Willekeurige woorden

aanhechtsel

bedaren

bekostigen in het engels

likken in het engels

luchtspiegeling in het engels

spuiten in het engels

Passageiro in het nederlands - Woordenboek: portugees » nederlands
Vertalingen: tijdelijk, aanhangsel, passagier, bijlage, voorlopig, inzittende, ruiter, appendix, personenauto, passagiers, personenvervoer