Научиться in het nederlands

Vertaling: научиться, Woordenboek: russisch » nederlands

Brontaal:
russisch
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
pikken, grootmeester, houweel, patroon, priemen, keus, meester, origineel, prikken, afplukken, keuze, vernemen, heer, afbreken, directeur, wegscheuren, leren, te leren, leer, leert, weten
Научиться in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • наустить in het nederlands - aanvuren, aanwakkeren, aansporen, Nausta
  • научить in het nederlands - afleren, grootbrengen, afwennen, kweken, opvoeden, opleiden, instrueren, ...
  • научно in het nederlands - wetenschappelijk, wetenschappelijke
  • научный in het nederlands - wetenschappelijk, onderzoek, het onderzoek, van onderzoek, onderzoeksinstituut, research
Willekeurige woorden
Научиться in het nederlands - Woordenboek: russisch » nederlands
Vertalingen: pikken, grootmeester, houweel, patroon, priemen, keus, meester, origineel, prikken, afplukken, keuze, vernemen, heer, afbreken, directeur, wegscheuren, leren, te leren, leer, leert, weten