Обучиться in het nederlands

Vertaling: обучиться, Woordenboek: russisch » nederlands

Brontaal:
russisch
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
baas, origineel, apart, oorspronkelijk, patroon, meester, rector, zijn, heer, leren, grootmeester, directeur, verkeren, bestaan, aanleren, leven, te leren, leer, leert, weten
Обучиться in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • обученный in het nederlands - getraind, geoefend, opgeleid, opgeleide, getrainde
  • обучить in het nederlands - grootbrengen, dresseren, instrueren, afwennen, afleren, kweken, opleiden, ...
  • обушок in het nederlands - verkiezing, keus, keur, oprapen, achterzijde, steunen, ommezijde, ...
  • обуять in het nederlands - handkoffer, koffer, vorderen, oor, bemachtigen, vastgrijpen, valies, ...
Willekeurige woorden
Обучиться in het nederlands - Woordenboek: russisch » nederlands
Vertalingen: baas, origineel, apart, oorspronkelijk, patroon, meester, rector, zijn, heer, leren, grootmeester, directeur, verkeren, bestaan, aanleren, leven, te leren, leer, leert, weten