Habitar in het nederlands
Vertaling: habitar, Woordenboek: spaans » nederlands
Brontaal:
spaans
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
bezighouden, leven, standhouden, beslaan, huizen, bezetten, bekleden, bewonen, wonen, levendig, levend, resideren, te leven, woont, leeft
Verwante woorden
Vertalingen
- habitación in het nederlands - kwartier, bestek, wereldruim, onderkomen, logies, speling, vertrek, ...
- habitante in het nederlands - aanwezige, ingezetene, bewoner, inwoner, inwoners, inwoneres
- habitual in het nederlands - gebruikelijk, gewoon, gewone, gebruikelijke, de gewone, gewoonlijk
- habituar in het nederlands - acclimatiseren, plegen, wennen, gewennen, te wennen, doen wennen
Willekeurige woorden
Habitar in het nederlands - Woordenboek: spaans » nederlands
Vertalingen: bezighouden, leven, standhouden, beslaan, huizen, bezetten, bekleden, bewonen, wonen, levendig, levend, resideren, te leven, woont, leeft
Vertalingen: bezighouden, leven, standhouden, beslaan, huizen, bezetten, bekleden, bewonen, wonen, levendig, levend, resideren, te leven, woont, leeft