Marchar in het nederlands

Vertaling: marchar, Woordenboek: spaans » nederlands

Brontaal:
spaans
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
reizen, proef, toets, toetsing, gaan, voorrijden, marcheren, werken, examen, lopen, raken, worden, lentemaand, tippelen, loop, keuring
Marchar in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • marcar in het nederlands - tekenen, aangeven, vertonen, aanwijzen, tonen, aanduiden, tentoonspreiden, ...
  • marcha in het nederlands - koers, leergang, maart, traject, marcheren, tracé, loop, ...
  • marcharse in het nederlands - scheiding, afreizen, fiat, verlof, vertrekken, overlaten, laten, ...
  • marchitarse in het nederlands - kwijnen, verflensen, vervagen, verdorren, verbleken, fade
Willekeurige woorden
Marchar in het nederlands - Woordenboek: spaans » nederlands
Vertalingen: reizen, proef, toets, toetsing, gaan, voorrijden, marcheren, werken, examen, lopen, raken, worden, lentemaand, tippelen, loop, keuring