Šéf in het nederlands
Vertaling: šéf, Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Brontaal:
tsjechisch
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
opperhoofd, hoofd-, hoofd, kapitaal, voornaamste, leiden, onderschrift, kop, geest, baas, geleiden, patroon, graad, meester, chef, verstand, werkgever, boss, baas te
Verwante woorden
Vertalingen
- šátek in het nederlands - bouffante, servet, sjaal, das, zakdoek, halsdoek, scarf, ...
- šátrat in het nederlands - tasten, betasten, bevoelen, voelen, tast, rondtasten, grope
- šídlo in het nederlands - pons, stempel, stoot, punch, klap
- šíje in het nederlands - nek, hals, de hals, de nek, nee
Willekeurige woorden
Šéf in het nederlands - Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Vertalingen: opperhoofd, hoofd-, hoofd, kapitaal, voornaamste, leiden, onderschrift, kop, geest, baas, geleiden, patroon, graad, meester, chef, verstand, werkgever, boss, baas te
Vertalingen: opperhoofd, hoofd-, hoofd, kapitaal, voornaamste, leiden, onderschrift, kop, geest, baas, geleiden, patroon, graad, meester, chef, verstand, werkgever, boss, baas te