Autorita in het nederlands
Vertaling: autorita, Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Brontaal:
tsjechisch
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
gezag, toezicht, volmacht, regeren, bureau, regelen, leiden, heerschappij, bestuur, kantoor, autoriteit, controle, machtiging, beheersen, beheren, bureel, instantie, dienst, bevoegdheid
Verwante woorden
Vertalingen
- autoportrét in het nederlands - zelfportret, zelfportret maken, zelfportretten, zelfportret van
- autor in het nederlands - bedenker, schepper, stilist, schrijver, auteur, Maker, geautoriseerde, ...
- autoritativní in het nederlands - gezaghebbend, gezaghebbende, toonaangevende, autoriteit, gezag
- autoritář in het nederlands - disciplinair, tucht, tuchtmeester, disciplinarian, discipline
Willekeurige woorden
Autorita in het nederlands - Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Vertalingen: gezag, toezicht, volmacht, regeren, bureau, regelen, leiden, heerschappij, bestuur, kantoor, autoriteit, controle, machtiging, beheersen, beheren, bureel, instantie, dienst, bevoegdheid
Vertalingen: gezag, toezicht, volmacht, regeren, bureau, regelen, leiden, heerschappij, bestuur, kantoor, autoriteit, controle, machtiging, beheersen, beheren, bureel, instantie, dienst, bevoegdheid