Blízký in het nederlands
Vertaling: blízký, Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Brontaal:
tsjechisch
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
besluiten, aanstaand, sluiten, zowat, naast, aanliggend, schier, welhaast, dichtmaken, toedoen, dichtbij, bijna, dichtdoen, ernaast, eerstvolgend, aangrenzend, dicht, nauw, de buurt
Verwante woorden
Vertalingen
- blízko in het nederlands - bij, aan, aanliggend, nabij, hiernaast, sluiten, schier, ...
- blízkost in het nederlands - achting, nabijheid, waardering, schatting, begroting, verwantschap, familiebetrekking, ...
- blíženec in het nederlands - tweeling, twin, aparte, dubbele, twee aparte
- blížení in het nederlands - aanvliegen, tele, telefoto, telelens, telestand
Willekeurige woorden
Blízký in het nederlands - Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Vertalingen: besluiten, aanstaand, sluiten, zowat, naast, aanliggend, schier, welhaast, dichtmaken, toedoen, dichtbij, bijna, dichtdoen, ernaast, eerstvolgend, aangrenzend, dicht, nauw, de buurt
Vertalingen: besluiten, aanstaand, sluiten, zowat, naast, aanliggend, schier, welhaast, dichtmaken, toedoen, dichtbij, bijna, dichtdoen, ernaast, eerstvolgend, aangrenzend, dicht, nauw, de buurt