Dříč in het nederlands
Vertaling: dříč, Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Brontaal:
tsjechisch
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
knarsen, piepen, arbeiden, zwoeger, werkezel, zwoegen, Drudge, sleur
Vertalingen
- dříví in het nederlands - hout, woud, bos, houten, van hout, wood
- dřívější in het nederlands - voorgaand, voorbarig, onlangs, voorvader, laat, gewezen, vroeger, ...
- důchod in het nederlands - opbrengst, rente, verdienste, huur, scheur, inkomen, inkomsten, ...
- důchodce in het nederlands - gepensioneerde, pensioentrekker, pensioengerechtigde, pensionering, rechthebbende, pensioen- of rentetrekker
Willekeurige woorden
Dříč in het nederlands - Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Vertalingen: knarsen, piepen, arbeiden, zwoeger, werkezel, zwoegen, Drudge, sleur
Vertalingen: knarsen, piepen, arbeiden, zwoeger, werkezel, zwoegen, Drudge, sleur