Pářit in het nederlands

Vertaling: pářit, Woordenboek: tsjechisch » nederlands

Brontaal:
tsjechisch
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
stikken van de hitte, swelter, liggen te blakeren
Pářit in het nederlands

Vertalingen

  • paňáca in het nederlands - zot, clown, hansworst, pias, harlekijn, paljas, buffoon, ...
  • pařez in het nederlands - dichtmaken, blok, afkomst, vee, kansel, peukje, veestapel, ...
  • pařát in het nederlands - klauw, haak, claw, schaar, klauwen, grijper
  • paša in het nederlands - pasja, Pasha, pacha, Pasha van
Willekeurige woorden
Pářit in het nederlands - Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Vertalingen: stikken van de hitte, swelter, liggen te blakeren