Páka in het nederlands

Vertaling: páka, Woordenboek: tsjechisch » nederlands

Brontaal:
tsjechisch
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
oprichten, arm, filiaal, ophalen, beuren, depot, been, krik, wapenen, wapen, bewapenen, dommekracht, heffen, vijzel, hendel, hefboom, de hendel, knop
Páka in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • pájet in het nederlands - soldeersel, soldeer, soldering, solderen, het solderen, solderen van
  • pájka in het nederlands - soldeer, soldeersel, solderen, solder, soldeertin
  • pálit in het nederlands - vlam, ontslaan, ambitie, brandnetel, beitsen, knauwen, bakken, ...
  • pálivý in het nederlands - gloeiend, smoorheet, gekruid, prikkelend, pikant, snikheet, warm, ...
Willekeurige woorden
Páka in het nederlands - Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Vertalingen: oprichten, arm, filiaal, ophalen, beuren, depot, been, krik, wapenen, wapen, bewapenen, dommekracht, heffen, vijzel, hendel, hefboom, de hendel, knop