Příslušník in het nederlands
Vertaling: příslušník, Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Brontaal:
tsjechisch
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
penis, lid, lidmaat, aanhanger
Verwante woorden
Vertalingen
- příslušet in het nederlands - behoren, horen, behoort, deel uitmaken, toebehoren
- příslušnost in het nederlands - burgerschap, het burgerschap, staatsburgerschap, nationaliteit, burgerschap van
- příslušný in het nederlands - diverse, incident, zaakkundig, deskundig, competent, betamelijk, geschikt, ...
- přísnost in het nederlands - hardheid, stijfheid, strafheid, stugheid, hardvochtigheid, strengheid, striktheid, ...
Willekeurige woorden
Příslušník in het nederlands - Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Vertalingen: penis, lid, lidmaat, aanhanger
Vertalingen: penis, lid, lidmaat, aanhanger