Trať in het nederlands
Vertaling: trať, Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Brontaal:
tsjechisch
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
gebruik, trekken, afkomst, snoer, vak, linie, deuntje, geboorte, tracé, sim, zog, uittekenen, arbeid, voor, afdruk, groef, spoor, baan, voetspoor, nummer
Verwante woorden
Vertalingen
- travní in het nederlands - kruidachtig, kruidachtige, herbaceous, loten, kruidige
- tračník in het nederlands - dikke darm, dubbele punt, colon, dubbelpunt, dikke
- trefa in het nederlands - hit, raken, slaan, getroffen, geraakt
- trefit in het nederlands - kloppen, inhalen, halen, botsing, raken, aanrijding, bereiken, ...
Willekeurige woorden
Trať in het nederlands - Woordenboek: tsjechisch » nederlands
Vertalingen: gebruik, trekken, afkomst, snoer, vak, linie, deuntje, geboorte, tracé, sim, zog, uittekenen, arbeid, voor, afdruk, groef, spoor, baan, voetspoor, nummer
Vertalingen: gebruik, trekken, afkomst, snoer, vak, linie, deuntje, geboorte, tracé, sim, zog, uittekenen, arbeid, voor, afdruk, groef, spoor, baan, voetspoor, nummer