Höst in het nederlands
Vertaling: höst, Woordenboek: zweeds » nederlands
Brontaal:
zweeds
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
afvallen, neervallen, storten, afdaling, neerdaling, schemer, uitvallen, schemerdonker, vallen, val, najaar, verschieten, schemering, herfst, dalen, valt, daling
Verwante woorden
Vertalingen
- hörn in het nederlands - nis, hoek, hoekschop, corner, ruimte, hoekje
- hörsel in het nederlands - gehoor, horen, Hoorzitting, het horen, horen van
- hövding in het nederlands - hoofd-, kapitaal, patroon, gebieder, heer, voornaamste, chef, ...
- hövlig in het nederlands - wellevend, welgemanierd, beschaafd, hoffelijk, heus, galant, beleefd, ...
Willekeurige woorden
Höst in het nederlands - Woordenboek: zweeds » nederlands
Vertalingen: afvallen, neervallen, storten, afdaling, neerdaling, schemer, uitvallen, schemerdonker, vallen, val, najaar, verschieten, schemering, herfst, dalen, valt, daling
Vertalingen: afvallen, neervallen, storten, afdaling, neerdaling, schemer, uitvallen, schemerdonker, vallen, val, najaar, verschieten, schemering, herfst, dalen, valt, daling