Illmarig in het nederlands

illa in het nederlands - slecht, slechte, bad, erg, kwaad
illamående in het nederlands - misselijkheid, ziekte, kwaal, aandoening, nausea, misselijk, van misselijkheid
illusion in het nederlands - begoocheling, drogbeeld, illusie, waan, zinsbedrog, de illusie, illusie is, ...
illusorisk in het nederlands - illusoir, denkbeeldig, illusoire, illusie, een illusie

Willekeurige woorden

commissaris

dagboek

alcoholhoudend in het engels

almachtig in het engels

commissaris in het engels

dra in het engels

gazon in het engels

larve in het engels

Illmarig in het nederlands - Woordenboek: zweeds » nederlands
Vertalingen: sluw, listig, slim, doortrapt, schattig, gewiekst, schalks, uitgeslapen, snoezig, aardig, Sly, sluwe, stiekem, geniep