Närbelägen in het nederlands

Vertaling: närbelägen, Woordenboek: zweeds » nederlands

Brontaal:
zweeds
Doeltaal:
nederlands
Vertalingen:
aangrenzend, eerstvolgend, nabij, naburig, aanstaand, aanliggend, komend, daarnaast, hiernaast, ernaast, aangrenzende, grenzend, grenst, naburige
Närbelägen in het nederlands
Verwante woorden

Vertalingen

  • närande in het nederlands - voedzaam, voedende, voedend, voeden, verzorgende
  • närapå in het nederlands - circulerend, circa, zowat, plusminus, komend, bijna, bijkans, ...
  • närhet in het nederlands - buurt, nabijheid, dicht, dichtbij, sluiten, nauw, de buurt
  • näring in het nederlands - voer, gerecht, ambacht, ruilhandel, koopmanschap, voeder, voedingsmiddel, ...
Willekeurige woorden
Närbelägen in het nederlands - Woordenboek: zweeds » nederlands
Vertalingen: aangrenzend, eerstvolgend, nabij, naburig, aanstaand, aanliggend, komend, daarnaast, hiernaast, ernaast, aangrenzende, grenzend, grenst, naburige