Abîmer en néerlandais
Traduction: abîmer, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
ruïne, toetakelen, uitdoven, letsel, ombrengen, puinhoop, verwonding, consumeren, afbreken, gewond, gebrek, aandrang, run, schaden, vernietigen, toeloop, schade, beschadiging, beschadigingen, schade die, beschadigd
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): abîmer
abimer abîmer, abîmer antonymes, abîmer conjugaison, abîmer définition, abîmer en anglais, abîmer dictionnaire de langue néerlandais, abîmer en néerlandais
Traductions
- abîme en néerlandais - afbraak, mysterieus, ravijn, kolk, golfspel, diepte, bocht, ...
- abîment en néerlandais - beschadigen, stukmaken, toetakelen, verwennen, schenden, verknoeien, havenen, ...
- abîmez en néerlandais - stukmaken, verknoeien, toetakelen, bederven, havenen, schenden, beschadigen, ...
- abîmons en néerlandais - bederven, verwennen, havenen, beschadigen, stukmaken, verknoeien, schenden, ...
Mots aléatoires
Abîmer en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: ruïne, toetakelen, uitdoven, letsel, ombrengen, puinhoop, verwonding, consumeren, afbreken, gewond, gebrek, aandrang, run, schaden, vernietigen, toeloop, schade, beschadiging, beschadigingen, schade die, beschadigd
Traductions: ruïne, toetakelen, uitdoven, letsel, ombrengen, puinhoop, verwonding, consumeren, afbreken, gewond, gebrek, aandrang, run, schaden, vernietigen, toeloop, schade, beschadiging, beschadigingen, schade die, beschadigd