Abaisser en néerlandais
Traduction: abaisser, Dictionnaire: français » néerlandais
Langue de départ:
français
Langue d'arrivée:
néerlandais
Traductions:
inkrimpen, baseren, stichten, inkorten, buigen, hangen, onderdanig, nederig, daling, neerhalen, afdalen, deemoedig, luwen, bedanken, garneren, afslaan, lager, lagere, onderste, minder, lager is
Mots associés
Autres langues
Mots associés / Définition (def): abaisser
abaisser antonymes, abaisser conjugaison, abaisser grammaire, abaisser la pate, abaisser la voile, abaisser dictionnaire de langue néerlandais, abaisser en néerlandais
Traductions
- abaissement en néerlandais - afbraak, besnoeiing, reductie, verkleinen, afloop, val, onderbreking, ...
- abaissent en néerlandais - verkleinen, inkrimpen, reduceren, verminderen, vereenvoudigen, verlagen, zetten, ...
- abaissez en néerlandais - herleiden, verkleinen, verminderen, inkrimpen, reduceren, verlagen, zetten, ...
- abaissons en néerlandais - vereenvoudigen, zetten, reduceren, verlagen, inkrimpen, herleiden, verminderen, ...
Mots aléatoires
Abaisser en néerlandais - Dictionnaire: français » néerlandais
Traductions: inkrimpen, baseren, stichten, inkorten, buigen, hangen, onderdanig, nederig, daling, neerhalen, afdalen, deemoedig, luwen, bedanken, garneren, afslaan, lager, lagere, onderste, minder, lager is
Traductions: inkrimpen, baseren, stichten, inkorten, buigen, hangen, onderdanig, nederig, daling, neerhalen, afdalen, deemoedig, luwen, bedanken, garneren, afslaan, lager, lagere, onderste, minder, lager is